Valt een nu wel of niet vrijwilliger onder de zorgplicht van een werkgever?

Een vrijwilliger voerde werkzaamheden uit aan het kerkgebouw, viel van het dak en liep schade die hij wilde verhalen op de Parochie. De eerste rechter wees de vordering van de vrijwilliger af, in hoger beroep oordeelde de rechter dat de vrijwilliger wel onder de zorgplicht van de Parochie viel (7:658 lid 4 BW). Partijen lieten het er niet bij zitten en legden de zaak voor aan de Hoge Raad der Nederlanden. Hoe oordeelde onze hoogste rechter?

Wat speelde er?
De Parochie, onderdeel van het Aartsbisdom Utrecht, heeft een eigen bestuur, een aantal werknemers en een aantal vrijwilligers. Het onderhoud van de kerkgebouwen en kerkhoven valt onder de taken van de Parochie. De vrijwilliger in kwestie maakte deel uit van de klusgroep die met goedkeuring van het bestuur kluswerkzaamheden uitvoerde. Op enig moment zou de klusgroep bepaalde werkzaamheden (belichting) aan de kerktoren verrichten waarvoor de vrijwilliger op het dak van het kerkgebouw moest klimmen. Daarbij is de vrijwilliger van het kerkgebouw gevallen en heeft letsel, waaronder een blijvende dwarslaesie en een gebroken nekwervel, opgelopen. Hij stelde de Parochie aansprakelijk op grond van artikel 7:658 lid 4 BW en betoogde dat hij als vrijwilliger onder de werking van de bepaling viel. De Parochie stelde zich op het standpunt dat de vrijwilliger niet onder zijn zorgplicht viel en dat de Parochie niet aansprakelijk was voor de schade van de vrijwilliger.

De HR buigt zich nu opnieuw over de zaak en gaat in op de vraag of een vrijwilliger ook onder de werking van artikel 7:658 lid 4 BW valt. Voor de beantwoording van de vraag bekijkt de HR allereerst de bedoeling van de wetgever met deze bepaling.

Uit de parlementaire toelichting bij artikel 7:658 lid 4 BW kan volgens de HR de bedoeling van de wetgever worden afgeleid. De bepaling strekt ertoe bescherming te bieden aan personen die zich voor wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden. Dat brengt volgens de HR mee dat de werking van het artikel zich dus voor toepassing leent indien de persoon die zonder dienstbetrekking (denk ook aan zzp-ers) werkzaamheden verricht voor de zorg voor zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht.

Of dat het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Voor die beoordeling is onder meer van belang de feitelijke verhouding tussen betrokkenen en de aard van de verrichte werkzaamheden, alsmede de mate waarin de ‘werkgever’, al dan niet door middel van hulppersonen, invloed heeft op de werkomstandigheden van degenen die de werkzaamheden verrichten op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s. Uit het voorgaande volgt volgens de HR dat ook vrijwilligers onder de werking van artikel 7:658 lid 4 kunnen vallen. De HR wijst daarbij ook nog naar de opvatting van de minister van SZW die destijds op kamervragen antwoordde: ‘dat de zorg van de werkgever voor de veiligheid van de voor hem werkzame personen zich in gevolge artikel 7:658 lid 4 BW ook tot vrijwilligers uitstrekt.’  

Terug naar de Parochie. Van belang in deze casus is het feit dat de Parochie de werkzaamheden ook door haar werknemers had kunnen laten uitvoeren in plaats van door vrijwilligers. Dat die werknemers die werkzaamheden nooit uitvoerden, doet daar niet aan af. De vrijheid van degenen die een bedrijf (en zo wordt de Parochie gekwalificeerd) om ervoor te kiezen het werk te laten verrichten door werknemers of door anderen, behoort niet van invloed te zijn op de rechtspositie van degene die het werk verricht en betrokken raakt bij een bedrijfsongeval of anderszins schade oploopt.

Ook vrijwilligers kunnen dus onder de zorgplicht van een werkgever vallen en dat is in het licht van de bepaling en de bedoeling van de werkgever ook logisch.